
===============

===============

Leeft het langst onder water
Libellen paren meestal terwijl ze vliegen. Het mannetje vliegt tijdens het leggen van de eitjes mee,
hij houdt het vrouwtje vast met de tang van zijn achterlijf. Samen vormen ze dan een soort wiel (paringswiel of -rad).
Na de bevruchting worden de eitjes meteen gelegd.
Vooral waterjuffers plaatsen hun eitjes met hun legboor in plantenstelen die half onder water en half boven water zitten.
Sommige libellesoorten laten de eitjes in de modder van beekjes achter. Soorten,
die geen legboor of angel hebben, laten hun onderlijf in het water zakken en geven daar dan één of meerdere eitjes af.
Vaak eten vissen de eitjes op, maar er blijven er meestal genoeg over.
Uit de eitjes komen larven (nymfen), die tijdens hun leven 6 tot 15 keer vervellen in het water.
In het water kunnen de larven ademhalen doordat ze water door de endeldarm pompen
Hierdoor krijgt de zogenaamde tracheekieuw (darmkieuw) van zuurstof.
De larven komen vooruit door op ritmische wijze het water weer naar buiten te persen (straalaandrijving).
van de soort leven de larven enkele maanden tot enkele jaren in het water.
Enkele dagen voor ze uitkomen kruipen de larven langs plantenstengels omhoog.
Ze ademen niet meer in het water. De ademhalingsgaten worden boven de wateroppervlakte gebracht,
het chitine omhulsel barst geleidelijk open en na de poten, die dienen om zich aan de planten vast te houden,
komt ook het achterlijf te voorschijn. De vleugels worden opengevouwen door de vleugeladeren met bloed vol te pompen.
De libelle krijgt zijn steeds veranderde kleuren pas na enkele dagen.
In vergelijking met het larvestadium duurt het leven van een volwassen libelle maar kort.
Afhankelijk van de soort is dit van 2 weken tot enkele maanden.

TOT ZE OP DE BLADEREN WEER IN DE ZON LAGEN TE DROGEN